Geschichte, Sprache und Kultur in Niederlande
Sprache in Niederlande
Offizielle Landessprachen sind Niederländisch und Friesisch (in der Provinz Friesland). Viele Niederländer sprechen auch Englisch, Deutsch oder Französisch.
- Auf Wiedersehen = Tot ziens
- Acht = Acht
- Achtzig = Tachtig
- Ausgang = Uitgang
- Bier = Bier
- Bitte = Alstublieft
- Danke = Dank u wel
- Dienstag = Dinsdag
- Doktor = Dokter
- Donnerstag = Donderdag
- Drei = Drie
- Dreißig = Dertig
- Eingang = Ingang
- Einhundert = Honderd
- Eins = Een
- Eintausend = Duizend
- Freitag = Vrijdag
- Fünf = Vijf
- Fünfzig = Vijftig
- Gefahr = Gevaar
- Geschlossen = Gesloten
- Hallo = Hallo
- Heute = Vandaag
- Hotel = Hotel
- Ich fühle mich krank = Ik voel me ziek
- Ich verstehe das nicht = Ik begrijp het niet
- Ja = Ja
- Mein Name ist … = Mijn naam is ... / ik heet ...
- Mir geht es sehr gut. = Met mij gaat het goed.
- Mittwoch = Woensdag
- Montag = Maandag
- Morgen = Morgen
- Nein = Nee
- Neun = Negen
- Neunzig = Negentig
- Offen = Geopend
- Restaurant = Restaurant
- Samstag = Zaterdag
- Sechs = Zes
- Sechzig = Zestig
- Sieben = Zeven
- Siebzig = Zeventig
- Sonntag = Zondag
- Speisekarte = Menu
- Sprechen Sie Deutsch/Englisch? = Spreekt u Duits/Engels?
- Toiletten = Toiletten / WC
- Vier = Vier
- Vierzig = Veertig
- Wein = Wijn
- Wie geht es Ihnen? = Hoe gaat het?
- Wie viel kostet das? = Hoeveel kost het?
- Wo ist …? = Waar is ...?
- Zehn = Tien
- Zwanzig = Twintig
- Zwei = Twee